Reptielen & Vissen

Reptielen

Rode rattenslangen In het terrarium in het theehuis leven twee rode rattenslangen. Deze reptielen komen oorspronkelijk uit Noord-Amerika. De rode rattenslang (Pantherophis guttatus) kan ruim anderhalve meter lang worden, maar blijft meestal wat kleiner. Ze eten onder meer muizen, die ze in zonder te kauwen in hun geheel naar binnen werken. Om zo’n grote maaltijd te kunnen verzwelgen, kunnen ze de onder- en bovenkaak los van elkaar bewegen. Rode rattenslangen leggen eieren, maar broeden die niet zelf uit. Dat laten ze over aan de natuur. Ze leggen de eieren op een vochtige, broeierige plaats, zoals onder een rottende boomstam. Door de warmte die daar heerst, komen de eieren na ongeveer twee maanden uit. De jonge slangen zijn ongeveer zo groot en dun als een potlood.

Baardagame De baardagame is een hagedis die voorkomt in droge gebieden van Australië. De dieren zien er vervaarlijk uit met al hun stekels en kunnen als ze zich bedreigd voelen hun keel opzetten, die dan lijkt op een baard vol stekels. Bovendien kan die baard inktzwart kleuren. Hun woeste uiterlijk is echter schone schijn, want de stekels zijn helemaal niet hard en voelen aan als rubber. De baardagame (Pogona vitticeps) is een alleseter: hij jaagt op insecten en kleine muisjes, maar vindt ook groente en fruit heerlijk. De baardagame legt eieren, die ze in het zand ingraaft. Na ongeveer twee maanden komen ze uit.

Vissen

Regenboogelrits In het aquarium zwemt een schooltje regenboogelritsen (Notropis chrosomus). Deze vis komt oorspronkelijk uit Noord-Amerika en wordt ongeveer 8 centimeter lang. Het zijn uitermate levendige visjes, die het liefst in een groepje (school) zwemmen.

Harnasmeerval De twee grootste vissen in het aquarium zijn harnasmeervallen. Zij zijn de vuilnismannen, die voedselresten opeten die op de bodem blijven liggen en algen schrapen van de stenen, het hout en de ruiten. Harnasmeervallen komen oorspronkelijk uit Zuid-Amerika.

Aardeters of VZN, oftewel Vis Zonder Naam. Zo zou je de visjes kunnen noemen die regelmatig een hap zand in hun bek nemen en weer uitspugen. Het zijn Zuid-Amerikaanse cichliden (ze komen uit de buurt van de stad Mercedes in Uruguay). Cichliden zijn baarsachtige vissen, die allemaal een ding met elkaar gemeen hebben: ze zorgen heel goed voor hun eitjes en jongen. De soort die wij hier verzorgen, draagt de fraaie wetenschappelijke naam Gymnogeophagus rhabdotus, maar heeft geen Nederlandse naam. In Amerika noemen ze hem wel Stripefin eartheater: de aardeter met gestreepte vinnen. Hoe dan ook, het is een heel interessante vis, die eitjes legt op stenen of houtstronken en deze fel bewaakt tegenover andere vissen. Als de eitjes uitkomen, bewaken ze ook de vissenlarfjes en kauwen ze het voedsel voor ze fijn.